BRITSE KUNST IN DE KAST

Homoseksuele thema’s schilderen en toch niet in de cel belanden. Dat was de uitdaging van Britse schilders (m/v) tussen 1861 en 1967.

In Tate Britain in Londen liep tot 1 oktober de expo Queer British Art, 1861-1967. Van waar deze twee jaartallen? Vanaf 1867 stond in het VK niet langer de doodstraf op seks tussen twee mannen, maar wel nog altijd lange gevangenisstraffen. In 1967 werden ook die naar de prullenmand verwezen.

Gedurende die honderd jaar kwam het er dus op neer niet al te openlijke gay thema’s op doek te zetten. De Griekse mythologie (Icarus, Sappho…) leende zich daar perfect toe, omdat je je als schilder kon verbergen achter de façade van een cultuur-historisch onderwerp, terwijl je ondertussen toch maar lekker mannelijk of vrouwelijk bloot aan het schilderen was.

Nog een groot voordeel: met de keuze van de mythologie – een algemeen aanvaard thema, ook bij heteroschilders – gaf je niet meteen prijs of je al dan niet homo was. Van een aantal van de geëxposeerde schilders is nog altijd niet geweten of ze al dan niet queer waren. Toch liepen in die periode enkele van hen tegen de lange arm van de wet. Onder meer Simeon Salomon bracht in de 19de eeuw enkele jaren in de cel door. Sommige van zijn tekeningen zijn erg ontroerend. Zoals ‘The Bride, the Bridegroom and Sad Love’, van een kussend jong heterostel, waarbij de man – onzichtbaar voor zijn vrouw/vriendin – de piemel vasthoudt van een erg droef kijkende jonge man (zijn ex?). (Afbeelding hiernaast)

Celdeur

De schrijver Oscar Wilde, van wie er een prachtig geschilderd portret hing, belandde eind 19de eeuw enkele jaren in de cel wegens een verboden relatie met Lord Alfred Bruce ‘Bosie’ Douglas, een jongere zoon van de markies van Queensberry. De deur van Wildes cel was op de expo te zien. Een bezoeker had er de volgende tekst bij geschreven: ‘Oscar Wilde’s prison door. Locking us up to keep us all in the closet. But we found the keys.’

Opvallend zijn de gelijkenissen tussen de Britse gay kunst en die op het continent. Neem nu de schilderijen van naakte zwemmende of zonnebadende Britse adolescenten van de Brit Henry Scott Tuke (afbeelding hieronder links) en de zwart-witfoto’s van blote Siciliaanse jongens van de Duitse edelman Wilhelm von Gloeden (afbeelding hieronder rechts), beide eind 19de-eeuws.

Veel belangstelling ook voor de Bloomsbury Group, een groep homo- en biseksuele Britten uit de hogere klassen – schilders, schrijvers als Virginia Woolf en Vita Sackville-West, economen als John Maynard Keynes – die in de jaren twintig, dertig van vorige eeuw een grote impact hadden op de Britse kunstscene. Binnen die groep betekenden huwelijksbanden niet meteen dat je geen ménage à trois of andere dingen kon uitproberen. Op de expo hing een schitterend bijna levensgroot schilderij van de schrijfster Vita Sackville-West (afbeelding hieronder links), en een prachtig zelfportret van Gluck (afbeelding hieronder rechts), waarbij je je als toeschouwer voortdurend de vraag stelt of de afgebeelde een vrouw dan wel een man is (vrouw dus).

 

Het hoogtepunt van de expo was vanaf de jaren veertig voorbij. Er hingen dan wel grote namen, zoals Francis Bacon en David Hockney, maar de band tussen de doeken en gay was – zelfs ruim geïnterpreteerd – niet altijd duidelijk. Een grappig ding is nog wel blijven hangen. Een blikken doos met meer dan 200 knopen van militaire uniformen, verzameld door het koppel Richard Chopping en Dennis Wirth-Miller, een kunstenaarsduo. De knopen waren herinneringen aan affaires met soldaten van een kazerne die nabij hun huis in Wivernhoe lag.

Parijs was beter

Een gelijkaardige expo in Parijs (Musée d’Orsay) eind 2013 was veel beter. Die focuste op het mannelijk naakt in de kunst van 1800 tot nu, waarbij ik me bij geen enkel doek de vraag moest stellen wat hangt dat hier te doen. In Tate (Londen) was dat anders. Het is niet omdat de schilder (m/v) homo was dat dat er bij zijn/haar doeken ook vanaf spatte, wat in Tate vaak het probleem was.

Tate is wat verloren gelopen in het te brede uitgangspunt, waarbij ook gefocust werd op queer in de theater- en filmwereld, de literatuur… Parijs was veel meer gefocust  (schilderkunst), maar beperkte zich tegelijkertijd niet tot de Franse kunst, wat Tate wel deed met de Britse.

Als Brussel zich ooit aan een soortgelijke expo waagt, dan is het te hopen dat de curator de mosterd haalt in Parijs en veel minder in Londen. Maar welke curator waagt er zich aan? Afzetmarkt nochtans verzekerd, want best veel volk in Tate Britain in Londen.

Carl P (29/9)